|
|
|
Inhoud van deze pagina:
66
Als God de schreden leidt: Leiding
van de Geest en vliegtuig gestopt
|
|
66 Als God de schreden leidt: Leiding van de Geest en vliegtuig gestopt door de kracht van God
William Branham werd bovennatuurlijk geleid door de Geest van God naar een negerwijk, voor de genezing van de zoon van een vrouw, nadat de piloot van de vliegtuig waarin hij zat, genoodzaakt was om een tussenlanding te maken tegevolge van een storm. Lees het onroerende getuigenis over de leiding van de Geest en de liefde van God.
GETUIGENIS
Het vliegtuig kwam van Chattanooga. Tengevolge van een storm moest de piloot in Memphis, Tennessee, een tussenlanding maken. Men bracht mij daar in een fijn, groot hotel. "Het vliegtuig zal 's morgens om zeven uur verder vliegen", deelde men ons mee.
De andere morgen wilde ik nog een paar brieven posten. Toen ik daar zo naar toe liep, sprak de Heilige Geest tegen mij: "Ga verder!" Ik ging eenvoudig verder, totdat ik bij het stadsgedeelte kwam, waar de zwarten woonden. Nu was het echter de hoogste tijd en ik wilde omkeren om het vliegtuig niet te missen. Maar de Heilige Geest sprak: "Ga verder!"
Op deze wijze had Hij vroeger al tot mij gesproken en dus ging ik eenvoudig verder. Ik ging voort en zong een lied. Gelooft u dat de Geest ons leiden kan? Zeker kan Hij dat. Ik zong: "Ik ben zo blij, dat ik één van de Uwen ben!"
Van verre zag ik een negerin. Ze had een doek om haar hoofd gebonden. Zij leunde op het hek en tuurde de straat af. Ik liep eenvoudig zingend verder. Ik bemerkte, dat zij mij in het oog hield. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat dikke tranen over haar wangen liepen. Zij keek mij aan en zei: "Goedemorgen, prediker!"
"Hoe kunt u weten dat ik een prediker ben, tante?" zei ik. Ik bleef staan en zij lachte mij toe.
"Ik wist dat u zou komen", zei ze, "ik heb u verwacht!"
"Hoe kunt u dat weten?" vroeg ik, "kent u mij?"
"Nee meneer", zei ze, "maar ik wist dat u zou komen. Kent u de geschiedenis van de Sunemietische, die geschiedenis uit de Bijbel?"
"Ja", zei ik.
"Zo'n vrouw ben ik", zei ze. "De Here heeft mij een kind geschonken. Ik beloofde Hem, het kind op te voeden. Ik ben een arme vrouw. Ik doe de was en werk voor de blanken, opdat ik kan leven. God schonk mij een jongen en ik heb hem naar mijn beste weten opgevoed. Helaas kwam hij in slecht gezelschap. Hij werd met een ernstige ziekte besmet. Ik bemerkte het pas, toen de ziekte vergevorderd was. Nu ligt hij in huis op sterven. Al sinds twee dagen heeft hij zijn bewustzijn verloren. De 'dokter-man' heeft hem onderzocht. De ziekte is al in zijn bloed, een behandeling is nutteloos, zei de dokter. De jongen ligt op sterven. Ik kan het niet verdragen, dat hij als een zondaar moet sterven. Daarom bad ik de hele nacht.
Ik bad: 'Here, ik ben een vrouw als die Sunemietische. Schenk mij het kind zoals U het aan die vrouw geschonken hebt. Waar is Uw Elia? Waar is hij? Waar is iemand die mij helpen kan?'
Toen ben ik op mijn knieën in slaap gevallen. In de droom sprak de Here tot mij: 'Ga naar het tuinhek en wacht! Een man met een kleine hoed op en een donker pak aan zal de straat afkomen; hij zal met je praten!' Nu sta ik al sinds het aanbreken van de dag hier."
Haar rug was vochtig van de dauw. "Toen zag ik u met uw kleine hoed aankomen. Maar waar is de tas die u zou dragen?" vroeg zij.
"De tas is in mijn hotel", antwoordde ik. "Uw jongen is dus ziek", zei ik.
"Hij sterft", antwoordde zij.
"Mijn naam is Branham, kent u mij?" vroeg ik haar.
"Nee prediker, ik heb nog nooit iets over u gehoord."
"Ik bid voor de zieken", zei ik. Dit interesseerde haar niet. Zij wilde dat haar jongen niet als een zondaar zou moeten sterven.
Ik ging het huis binnen. Het huis bestond uit één ruimte. De ruimte diende als woon- en slaapkamer. De keuken bevond zich in de hoek van de kamer. Het dak van het huis was met dakvilt bedekt. Boven de ingang stond: 'God zegene ons huis.'
In de hoek stond een oud bed. Een grote jongen lag erin. Hij hield het laken in zijn hand en zei voortdurend: "Uh, uh, uh". Ze zei: "Mamma's baby." Ik dacht: "Ja, het is de baby van een moeder, al heeft hij syfilis en ligt op sterven." Zij kuste hem op zijn voorhoofd, aaide over zijn wangen en zei: "Mamma's baby!"
Mijn hart ging open en ik dacht: "Hoe diep hij ook in de zonde gezonken moge zijn, hij is toch de baby van zijn moeder."
Toen dacht ik: God zegt: "Een moeder moge haar kind vergeten, dat zij gezoogd heeft, maar Ik kan u nooit vergeten, want uw naam is in Mijn handen gegraveerd."
Ik keek naar de arme, oude, heilige vrouw, die in de kamer rondliep. Ik zeg u: Ze had helemaal niets in het kleine huis en toch was er in dat huis iets dat in elk huis zou moeten zijn. De Tegenwoordigheid van God was daar! Ik dacht: "Ik zou liever zo'n huis hebben dan een mooi, groot huis met pin-up meisjes aan de muren." Een oude Bijbel met verkreukte bladzijden lag open op de tafel.
Weer keek ik naar de moeder. Ze zei tegen haar zoon: "De prediker is gekomen om voor je te bidden, mijn jongen."
"Het is zo donker hier", zei hij.
"Wat zegt hij?" vroeg ik.
"Hij weet niet wat hij spreekt. De 'dokter-man' zegt, dat hij zijn verstand verloren heeft. De jongen denkt dat hij zich in een boot bevindt, daar buiten op zee. Hij moet steeds maar roeien, omdat hij verloren is. Dat kan ik niet uithouden, prediker; ik weet dat mijn kind sterft en dat het verloren is. Maar ik weet dat u gekomen bent om mij te helpen, want zo sprak de Here tot mij."
"Ik zal voor de jongen bidden, misschien zal de Here hem genezen", antwoordde ik.
Maar dat interesseerde haar niet. Zij wilde alleen maar, dat hij gered werd. Zij wilde slechts van hem horen: "Ik ben gered!" Zij dacht: "Sterven moet hij hoe dan ook." Zij wilde eenvoudig zijn redding. Hadden wij maar allen deze instelling! Zij wist dat zij daar, in dat eeuwige Tehuis, weer met hem samen zou zijn.
"Dan zullen wij op de knieën gaan en voor hem bidden", zei ik. Zij knielde neer en ik pakte zijn voeten. Ze waren koud en vochtig. Steeds maar weer pakte de jongen het laken, waarmee hij was toegedekt, en roeide met zijn handen. Hij dacht dat hij in een roeiboot zat. "Het is zo donker, het is zo donker!"
Ik zag de knielende moeder en zei: "Zou u niet met gebed willen beginnen, moeder?" De oude heilige bad. Ik zag dat zij de Here kende en al dikwijls met Hem gesproken had. Zij wist met Wie zij sprak! De jongen, zijn moeder, de Heilige Geest en ik bevonden ons nu in de woning. "Ik weet niet wat U doen zult", bad zij, "maar het is allemaal precies zo gebeurd als U het tegen mij gezegd hebt."
O, ik ben zo blij dat Hij nog altijd dezelfde Jezus is zoals destijds, toen Hij met Zijn heiligen op aarde was. Ik behoefde haar niet te vragen of ze Baptiste of Methodiste was. Dat kon mij niet schelen. Ik volgde eenvoudig de Heilige Geest en zij deed hetzelfde. Wij wilden zien wat Hij zou doen. Toen zij haar gebed geëindigd had, kuste zij zijn voorhoofd en zei: "God zegene je, mijn kind!"
"Zou u nu willen bidden, prediker?" zei ze. Intussen was het bijna negen uur geworden en ik was twee mijl van het vliegveld verwijderd. Het vertrek was om zeven uur aangekondigd. Ik kon mij niet voorstellen, wanneer ik van deze plaats weg zou komen. Toen legde ik eenvoudig mijn handen op zijn voeten en zei: "Hemelse Vader, ik kan deze situatie niet begrijpen. Ik wilde naar het vliegveld, maar U gaf mij de opdracht om verder te gaan, en ik heb deze vrouw gevonden. Zij heeft mij verwacht. Als U in de zaak bent, dan weet ik niet wat ik moet doen. Ik leg nu eenvoudig mijn handen op de jongen."
Plotseling zei de jongen: "O moeder, het wordt licht!"
Na vijf minuten zat hij op zijn bed en omarmde zijn moeder. Ik liep zachtjes naar buiten.
Ik snelde naar een taxi, haalde in het hotel mijn bagage en reed naar het vliegveld. Ik dacht: "Nu zal ik misschien één tot twee dagen moeten wachten." Toen, na de oorlog, waren er bijna geen vliegtuigen. Desondanks reed ik naar het vliegveld. Toen ik daar aankwam, hoorde ik de aankondiging: "Vluchtnummer 196 naar Louisville, Kentucky, voor het vertrek gereed!" God had het vliegtuig enige uren laten wachten voor mij.
Ongeveer twee jaar later reed ik met de trein naar Arizona. Bij een tussenstation in Memphis verliet ik de trein om een paar 'hamburgers' te kopen. Plotseling riep iemand: "Hallo, prediker!" Ik keek om en zag een jongeman met een rode muts. Hij knipperde met zijn ogen en zei: "Kent u mij niet?"
"Nee, mijn zoon", antwoordde ik, "ik geloof van niet."
"Kijkt u mij dan eens goed aan", zei de jonge neger.
"Nee, ik kan je niet herkennen", zei ik.
"Maar ik ken u", antwoordde hij. "U bent pastor Branham!"
"Ja dat klopt", zei ik, "ben je in één van mijn samenkomsten geweest?"
"Nee meneer. Kunt u zich niet meer die morgen herinneren, toen u naar het huis kwam, waar mijn moeder op u wachtte?"
"O, je bent toch misschien niet die jongen?" vroeg ik.
"Ja natuurlijk, ik ben het! Ik ben genezen, volkomen genezen en gezond. Ik ben echter niet alleen genezen, ik ben nu een Christen!" Prijs de Here!
VORIGE PAGINA
|
VOLGENDE PAGINA
HOME
INDEX getuigenissen
TOP
______________________________________________
Voor vragen of opmerkingen:
Peter van Oort
|
| |