|
|
|
Inhoud van deze pagina:
75.
God geneest een kreupel meisje
|
|
75 God geneest een kreupel meisje
(uit bovennatuurlijk, het leven van William Branham deel 2)
William Marrion Branham
OP EEN ZONDAGAVOND in het voorjaar van 1940, stopte William Branham na de samenkomst bij het huis van zijn moeder. Hij zat met haar bij de keukentafel en bleef nog lang tot in de late avond doorpraten. Meda Broy hield voor de nacht de vierjaar oude Billy Paul bij haar thuis zodat Bill geen haast had om naar huis te gaan. Toen hij tenslotte opstond om weg te gaan, zei Ella: "Het lijkt me daar buiten erg koud. Billy, waarom overnacht je niet hier?"
Buiten striemde de hevige noordenwind met sneeuw tegen de ramen. Bill dacht aan de twee koude kamers die thuis op hem wachtten. "Zeker, ik zal vannacht blijven, mam", zei hij opgelucht.
Eenmaal in de logeerkamer van zijn moeder, ging hij zijdelings op het bed liggen en begon te bidden. Die hele dag had hij een onverklaarbare last op zijn hart gevoeld en nu had hij de gelegenheid om er met zijn hemelse Vader over te spreken. Na een uur viel hij in slaap.
Omstreeks twee uur in de morgen werd hij wakker, met nog steeds die onbestemde last die op zijn geest drukte. Verfrist door zijn slaapje, knielde hij naast het bed neer en ging verder met bidden. De kamer was zo donker dat hij zijn ogen niet hoefde te sluiten om zich te concentreren. Na een tijdje bemerkte hij dat er zwakjes iets wits gloeide in één van de hoeken van de kamer. Eerst dacht hij dat het de was van zijn moeder was die op de stoel gestapeld lag. Maar terwijl hij bleef kijken, leek het te bewegen en omhoog te gaan. Nu leek het meer op een witte wolk en het scheen zijn kant op te komen.
Het volgende moment werd hij opgeslokt in een helder lichtende mist. Plotseling was Bill niet langer in een kamer, maar ergens buiten. Vóór hem was een klein smal huis - het soort huis dat hij altijd een 'jachtgeweerhuis' noemde. Hij liep de voordeur in en bleek zich in een woonslaapkamer te bevinden. De muren waren voorzien van panelen met rode messing-en-groef beschot. Recht voor hem was een deur die naar een keuken leidde, welke - zoals zijn eigen huurhuis - de enige andere kamer in het huis was. Een vrouw met donker haar, voorin in de twintig, leunde met haar hoofd tegen de keukendeur, huilend. Aan de linkerkant van Bill zat een oudere vrouw te huilen in een stoel met rode kussens. Ze had haar bril afgedaan en maakte met een zakdoek de brillenglazen schoon. Aan de rechterkant zag Bill een jonge man op een rode divan zitten. Deze jongeman had zijn gezicht naar het raam gericht, zodat Bill alleen zijn blond golvend haar van achteren kon zien. Nog verder naar links, zag hij een kleine bruinharige jongen in een blauwe ribfluwelen overall op zijn buik in een ijzeren ledikant liggen. De jongen was afschuwelijk mismaakt - zijn benen waren als kurkentrekkers verdraaid en zaten teruggebogen tegen zijn heupen, op dezelfde wijze waren zijn armen verdraaid en in zijn zij gedrukt. Een grote man, met donker haar van wie Bill vermoedde dat hij de vader was, stond naast het bed naar het kind te kijken.
"Is dat niet vreemd?", dacht Bill, "een paar ogenblikken geleden was ik nog bij mijn moeder en nu ben ik hier in dit huis."
Al gauw voelde hij iets ontzagwekkends achter zijn rechterschouder. Bill probeerde te kijken, maar iets verhinderde hem om zijn hoofd te draaien. Toen hoorde hij dezelfde stem, die altijd in visioenen tot hem sprak. De engel vroeg:
"Kan dit kind leven?"
"Mijnheer, ik weet het niet", antwoordde Bill.
De engel zei:
"Laat de vader de jongen naar je toe brengen, zodat je voor hem kunt bidden, en hij zal leven."
De vader pakte het kind van het bed en droeg hem naar Bill, die zijn handen op de buik van de jongen legde en begon te bidden. Tot zijn verbazing viel de jongen uit de armen van zijn vader. Hij kwam op de vloer terecht met zijn linkerbeen, dat terugdraaide: recht en normaal. Onmiddellijk daarna deed hij nog een stap, en toen hij dat deed, werd ook zijn rechterbeen normaal recht. Toen hij zijn derde stap maakte, werden ook zijn armen weer normaal. Daarna legde de jongen zijn handen in Bill's handen en keek hem aan. Een melksnor bedekte de bovenlip van de jongen. Hij zei: "Broeder Bill, ik ben volkomen gezond."
"Wel, prijs de Here", antwoordde Bill.
De engel, die zich nog steeds buiten gezichtveld achter hem bevond, zei:
"Nu zal ik je ergens anders mee naartoe nemen."
Hij nam Bill op, voerde hem ver weg en zette hem op een kerkhof neer, naast een plattelandskerk. De engel wees naar één van de grafstenen en zei:
"Onthoud de naam en de data op deze steen. Het zal je wegwijzer zijn."
Toen bracht hij Bill naar een andere plek, waar twee winkels, een benzinestation en een paar huizen op een kruispunt bij elkaar stonden. Één winkel had een gele voorgevel. Uit dit gebouw kwam een man die een blauwe overall en een gele ribfluwelen pet droeg. Hij had een witte snor. De engel zei:
"Hij zal je de weg wijzen."
Nog eens werd hij van het toneel gegist. Toen hij weer grond onder zijn voeten kreeg, volgde hij een jonge, zwaargebouwde vrouw een huis binnen. Bill bevond zich in een kamer met geel behang met rode motieven. Boven de deur hing de tekst: 'God zegene ons huis.' Tegen de linkerwand stond een houtkachel en naast de rechterwand bevond zich een koperen ledikant. Een tiener in pyjama lag boven op de lakens, verzwakt door de gevolgen van zoiets als polio - beide benen waren verdraaid en opgetrokken onder het lichaam, en één arm was hopeloos verschrompeld. Bill kon niet zeggen of het een jongen of een meisje was - in sommige opzichten leek het gezicht mannelijk, maar het lange haar en de hartvormige lippen gaven een andere indruk.
De engel vroeg:
"Kan deze persoon lopen?"
Bill antwoordde: "Mijnheer, dat weet ik niet."
Bill dacht: "Het moet een jongen zijn, omdat hij zei: 'persoon' en niet 'meisje'" De engel gebood:
"Ga, leg je handen over de buik van de persoon en bid!"
Toen Bill deed wat hem geboden was, riep de persoon in het bed: "Prijst de Here!" Omdat die verdorde hand weer helemaal normaal van vorm werd en beide kreupele benen zich recht en sterk uitstrekten. De tiener ging rechtop in bed zitten, waarbij een pyjamabroekpijp opstroopte waardoor een knie te voorschijn kwam. Nu was Bill zeker van het geslacht. Het was niet de knokige knie van een jongen, maar de zachte en ronde knie van een meisje. Bill hoorde iemand naast zich roepen: "Oh, dank U, God!"
In de verte hoorde hij iemand anders luid roepen: "Oh, broeder Branham! Broeder Branham!" Plotseling was hij weer terug in het huis van zijn moeder, midden in de slaapkamer. Hij schudde zijn hoofd, omdat hij zich verward en gedesoriënteerd voelde. Zijn moeder riep hem vanuit de naastgelegen slaapkamer: "Billy, er klopt iemand op de voordeur, die je roept."
"Ik hoor het, mam." Hij stommelde door de gang heen en opende de voordeur. Een wanhopige jongeman stond in de deuropening, zijn ogen opgezwollen en rood. Bill herkende hem direct als de man, die hij in het begin van zijn visioen gezien had, degene die de kleine jongen had laten vallen. "Kom binnen", drong Bill aan.
"Wat is er aan de hand?"
De man stapte naar binnen om uit de kille wind weg te zijn. "Broeder Branham, herkent u mij?"
"Nee, ik denk het niet."
"Ik ben John Himmel. Ongeveer vier jaar geleden doopte u mij en mijn gezin hierboven bij Powder Plains."
"Nu herken ik u", zei Bill, terwijl een vage herinnering steeds sterker werd. "U doodde een paar jaar geleden een man, is het niet?"
"Ja, zeker - ik raakte hem met mijn vuist en brak zijn nek in een gevecht. Ik rende weg van de wet en ook van God. Vorig jaar stierf mijn oudste jongen aan longontsteking. Ik heb nog één andere zoon, en nu ligt hij met een dubbele longontsteking op sterven. De dokter heeft zonet mijn huis verlaten, omdat er niets was wat hij meer kon doen en ineens kwam de gedachte aan u op in mijn hart. Kunt u komen om voor mijn zoon te bidden?"
"Ja, zeker - Laat me even mijn kleren aantrekken en mijn auto starten."
"U heeft uw auto niet nodig, u kunt met mij meerijden. Ik zal u ook terugbrengen. Ik woon slechts ongeveer 18 kilometer hier vandaan, slechts een paar kilometer boven Utica. Terwijl u zich aankleedt, ga ik Graham Snelling halen. Hij is mijn neef en ik wil dat ook hij voor mijn zoon bidt. Toen Bill weer terug in de kamer kwam om zijn kleren te halen, riep Ella naar hem, toen hij voorbij haar deur liep: "Billy, wat is er met die man aan de hand?"
"Moeder, er is iets gebeurd. Ik was een paar ogenblikken geleden in een visioen."
"Oh, ja?", zei ze, bijna terloops. "Is het iets goeds?"
"Ja - de kleine jongen van de man zal worden genezen. Ik zal u er meer over vertellen wanneer ik terug ben."
Tien minuten later kwam John Himmel met zijn neef aanrijden. Bill kende Graham Snelling - een jongeman van ongeveer zijn eigen leeftijd die net Christen was geworden. Op het moment dat Bill de auto in klom, besefte hij dat Graham de blonde man was die hij in het visioen gezien had, degene die op de rode bank naar het raam zat te staren. Bill was vol verwachting, wetend dat God een wonder zou gaan doen.
Ze gingen noordwaarts de Utica Pike op. Bill zei: "Meneer Himmel, u woont in een klein wit huis, nietwaar?"
"Ja, zeker, dat is juist."
"Uw huis bevindt zich op een heuvel en de voordeur is op het zuiden."
"Dat is juist."
"Het heeft twee kamers. Eén ervan heeft een messing-en-groef beschot tot halverwege de wand. Daarin heeft u een rode bank, een stoel en een ijzeren ledikant. Uw zieke jongen is ongeveer…. Ik zou zeggen ongeveer drie jaar oud. Hij heeft bruin haar en draagt een blauwe ribfluwelen overall. Zijn moeder heeft donker haar."
John Himmel staarde zijn passagier met wijdopen mond aan. "Bent u ooit in mijn huis geweest, broeder Branham?"
"Toen u op mijn deur klopte, had ik zojuist uw huis verlaten."
Het gezicht van de man kreeg een verwarde uitdrukking. "Dat is vreemd; ik heb u daar nooit gezien."
"Ik was daar in de geest. Meneer Himmel, als ik u gedoopt heb, dan heeft u mij misschien horen zeggen dat ik soms dingen zie voordat ze gebeuren."
"Ja, dat herinner ik mij. Is zoiets ook nu gebeurd?"
"Ja. En wat het ook is dat me deze dingen vertelt, het heeft me nog nooit een leugen verteld. Meneer Himmel, uw zoon zal worden genezen als ik daar kom."
Bij deze woorden bracht John Himmel zijn auto tot stilstand, wierp zich tegen het stuurwiel, verborg zijn gezicht in zijn handen en riep: "God, ik schaam me zo. Als u me vergeven zult, beloof ik U dat ik de rest van mijn leven voor U zal leven."
Toen zij hun bestemming bereikt hadden, zag het huis er precies uit zoals Bill het in het visioen gezien had. Vol zelfvertrouwen liep hij de voordeur in. Daar was de rode bank en de rode stoel, de jonge moeder met het donkere haar, het ijzeren ledikant en de zieke kleine jongen.
John vroeg zijn vrouw: "Ademt hij nog?"
De longen van de jongen bewogen niet genoeg merkbaar, daarom hield de moeder een stuk papier voor zijn neus om te controleren of hij nog iets ademde. "Ja, hij leeft nog", zei ze, "Maar nog maar nauwelijks."
Nu wist Bill dat deze mysterieus verdraaide armen en benen, die hij in het visioen gezien had de longontsteking symboliseerde, die deze jongen doodde. "Breng het kind naar mij toe!", gebood hij.
De vader bracht zijn zoon naar hem en hield hem vast terwijl Bill bad. Maar in plaats dat het met de jongen beter ging, ging het ineens slechter met hem. De beweging had zijn zintuigen wakker geschud. Nu begon hij te kokhalzen vanwege het slijm in zijn keel en stopte hij helemaal met ademen. In paniek schudden de ouders hun zoon en sloegen herhaaldelijk op zijn rug totdat hij zijn longen opnieuw met lucht vulde. Maar elke nieuwe ademtocht leek alsof het de laatste was - hij hoestte, spuwde, worstelde en bracht soms een zwakke weifelende roep uit.
"Er klopt iets niet.", dacht Bill. Toen hij rondkeek in de kamer, begreep hij wat het was. De situatie was niet precies zoals hij in het visioen gezien had. De moeder leunde niet tegen de keukendeur, Graham Snelling zat niet op de bank, kijkend uit het raam en er werd verondersteld dat er een oudere vrouw op de rode stoel zou zitten die haar brilglazen schoonmaakte.
Terwijl de vertwijfelde moeder medicijnen onder de neus van haar zoon wreef, zat Bill geslagen op de bank. In zijn opwinding had hij vóór het visioen uit gehandeld en was daardoor God misgelopen. Hij kon de Himmels zelfs niet zeggen wat er verkeerd was. Het enige ding wat hij nu nog kon doen was zitten en wachten… en hopen dat de genade van God zijn fout terzijde zou schuiven.
Anderhalf uur lang zat Bill stil en bad, terwijl het kind wanhopig voor zijn leven vocht. Toen het licht van de dageraad de horizon begon te kleuren, zei Graham Snelling: "Ik moet gaan, omdat ik om acht uur op mijn werk moet zijn."
"Goed", zei John Himmel, "Ik zal je terugrijden. Broeder Branham, wilt u ook gaan?"
"Nee, ik zal hier gewoon blijven."
Met een zwaar hart keek Bill naar de twee mannen, die hun jassen bij de voordeur aantrokken. Hij wist dat Graham Snelling de blonde man was in het visioen. Als Graham nu wegging, wanneer zou hij dan weer terugkomen? Vanavond? Volgens het visioen zou het kind niet genezen worden, wanneer Graham daar niet was. Bill vroeg zich af hoe die zieke kleine jongen de dag zou kunnen overleven.
Bill keek uit het raam en zag een oudere vrouw op het pad naar het huis lopen. Plotseling besefte hij dat ze een bril droeg! Bill dacht: "Oh, God, hoe dank ik U. Als deze twee mannen nu maar niet weggaan."
John Himmel maakte de laatste knoop van zijn jas vast, wendde zich tot zijn vrouw en zei: "Ik ben zo weer terug. Ik zal vandaag niet naar het werk gaan."
Graham stopte zijn oren onder zijn pet, toen er achter in het huis geklopt werd. De moeder rende door de keuken om de achterdeur te openen. Vlug stapte de oude vrouw naar binnen, bibberend van de kou.
"Wie is daar?", vroeg John.
"Het is mama", antwoordde de jonge moeder en sloot de achterdeur. "Mama, heb je nog kunnen slapen?"
"Niet meer dan een paar uurtjes", zei de oude vrouw. "Hoe is het met de jongen? Gaat het iets beter, sinds ik weg ben geweest?"
"Nee", antwoordde de jonge moeder met bevende stem. "Mama, hij is stervende" - toen brak ze in tranen uit. Met haar handen bedekte ze haar gezicht en leunde met haar hoofd tegen de keukendeur.
"Daar is het!", dacht Bill, terwijl zijn opwinding toenam. "Dat is precies hoe zij eruit zag in het visioen. Nu moet de grootmoeder nog in die stoel gaan zitten en haar brilglazen schoonmaken, en broeder Snelling moet hier zitten, waar ik ben."
Bill stond op, om plaats te maken op de bank. Graham Snelling nam zijn pet af, ging op de plaats zitten die Bill net verlaten had, en staarde uit het raam.
"Er moet nog maar één ding gebeuren.", dacht Bill
De grootmoeder kwam de voorkamer in en ging in de rode stoel zitten. Haar brillenglazen waren beslagen - komend uit de kou buiten, in een vochtige warme kamer - dus nam ze hem van haar neus en begon de brillenglazen schoon te maken, precies zoals ze dat in het visioen deed.
Op het moment dat alles op de juiste plaats was, kon Bill die eigenaardig druk op zijn huid voelen, alsof iemand of iets krachtigs in zijn nabijheid stond. Bill zei: "Broeder Himmel, heeft u nog steeds vertrouwen in mij als een dienstknecht van Christus?"
"Dat heb ik zeker, broeder Branham."
"Breng het kind dan bij mij!"
De ouders hadden het kind laten liggen, omdat hij elke keer krampachtige spiertrekkingen en ernstige hoestbuien kreeg, wanneer ze hem oppakten. Nu, zonder één gedachte van twijfel of vrees, pakte de vader zijn zoon en bracht hem naar Bill.
Bill bad, toen hij zijn handen op de blauwe huid van het kind legde: "Hemelse Vader, vergeef de domheid van Uw dienstknecht om vóór het visioen uit te lopen. Genees dit kind in de Naam van Jezus Christus."
De jongen begon heen en weer te bewegen. Zijn blauwe wangen begonnen roze te kleuren en zijn lusteloze ogen begonnen zich te bewegen. "Pappa!" riep hij. "Oh, pappa, pappa!" En sloeg zijn armen om de nek van zijn vader.
Iedereen in de kamer verzamelde zich rond het kind en vroeg hetzelfde: "Is hij in orde?" De jongen zei dat hij zich goed voelde, maar Bill voegde eraan toe: "Meneer Himmel, het zal drie dagen duren voordat de jongen hersteld zal zijn, omdat hij in het visioen drie stappen deed, voordat zijn verdraaide ledematen weer helemaal recht werden."
John Himmel bracht Bill en Graham op tijd weer terug naar Jeffersonville, zodat ze beiden naar hun werk konden.
Op woensdagavond vertelde Bill zijn samenkomst over het visioen en de genezing en zei: "Morgenmiddag, wil ik dat u allen met mij daar heen gaat en door de ramen kijkt. Let op en zie of die kleine jongen niet over de vloer loopt met een melksnor op zijn bovenlip. Hij zal zijn handen in de mijne leggen en zeggen: 'broeder Bill, ik ben volledig gezond.'"
Op donderdagmiddag volgde de hele gemeente Bill naar het tweekamer 'jachtgeweerhuis' op het platteland. De mensen verdrongen zich rond de ramen en anderen stonden achter Bill toen hij op de voordeur klopte. De moeder werkte in de keuken achter het huis. Bill kon haar over de houten vloer horen rennen om de deur te openen.
"Wel, het is broeder Bill. Kom binnen kijk nu naar de verandering bij onze zoon."
Bill stapte naar binnen zonder één woord te zeggen. Door de open keukendeur kon hij de jongen in de hoek met blokken zien spelen. Het kind stond op en dribbelde over de vloer. Zijn bovenlip was bedekt met een snor van chocolademelk. Hij legde zijn kleine handen in Bill's handen en zei: "Broeder Bill, ik ben volkomen gezond."
In de volgende samenkomst vertelde Bill de rest van het visioen, over het meisje met één verschrompelde arm en twee opgetrokken benen die genezen zou worden. Hij benadrukte: "Ik weet niet wat deze dingen betekenen. Ik kan u alleen zeggen wat ik gezien heb."
Toen Bill twee weken later in de morgen opkwam om te werken, zei zijn voorman, meneer Scott: "Er is een brief voor je aangekomen. Ik heb hem in je postbus gedaan."
Terwijl Bill zijn werkopdrachten voor de dag bij elkaar verzamelde, keek hij naar de afzender op de brief. Hij kwam van mevrouw Harold Nale in Zuid Boston, Indiana. Hij had nog nooit van een plaats gehoord met de naam Zuid Boston, Indiana.
Hij scheurde de omslag open, vouwde de brief open en las:
Beste meneer Branham,
Mijn naam is mevrouw Harold Nale. Ik woon in Zuid Boston, Indiana. Ik heb een kreupel meisje dat vanwege haar aandoening bedlegerig is. Ze heeft artritis in haar gewrichten en nu huilt ze dag en nacht van de pijn. Ik ben Methodist. Bij een bidstond verscheidene weken geleden… (Bill voelde zich zacht van binnen toen hij de datum zag. Het was dezelfde avond dat hij het visioen gezien had over het kreupele meisje dat genezen werd.) …gaf iemand mij uw boekje met de titel: "Jezus Christus is Dezelfde Gisteren, Heden en tot in Eeuwigheid". Nadat ik uw boek gelezen had, bewoog iets in mijn hart om u te schrijven en u te vragen om voor mijn dochter te komen bidden.
Hoogachtend,
Mevr. Harold Nale
Dezelfde avond in de gemeente, nadat Bill de mensen zijn visioen in herinnering had gebracht, las hij de brief voor. "Ik ben er zeker van dat dit het meisje is dat ik in het visioen gezien heb, maar ik heb nog nooit van deze plaats gehoord. Is er iemand hier, die weet waar Zuid Boston is?"
George Wright zei: "Broeder Branham, ik geloof dat deze plaats vlak ten zuiden van New Albany ligt."
Verschillende mensen wilden met Bill meegaan, om het visioen in vervulling te zien gaan: Jim Wiseheart, Bill's oudere diaken, de 21 jaar oude Meda Broy en mevrouw en meneer Brace, een echtpaar dat pas bij de Branham Tabernakel was komen wonen, nadat mevrouw Brace door Bill's gebeden op wonderbaarlijke wijze van tuberculose genezen werd. Dat weekend, toen ze allen opeen gepakt in de auto van Bill zaten, gaf hij aan mevrouw Brace een stuk papier met een naam en twee datums erop geschreven.
"Waar is dit voor?"
"Ergens langs de weg zullen we een begraafplaats tegenkomen. U zult dat op één van de grafstenen geschreven zien staan."
"Ik dacht dat je zei dat je nooit in Zuid Boston geweest bent?
"Dat ben ik ook niet. Deze data zijn mij door de Engel des Heren gegeven. Wanneer we ze zien, dan weten we dat we op de juiste weg zijn."
Ze gingen in zuidelijke richting van het zuiden en kwamen tot ontdekking dat de stad waar George Wright aan dacht, New Boston was, en niet Zuid Boston. Toen er bij een postkantoor navraag gedaan werd, bleek dat Zuid Boston een dorpje was, ten noorden van Jeffersonville, vlak boven Henryville. Ze deden opnieuw navraag in Henryville en werden toen in de juiste richting gewezen.
Negen kilometer lang volgden ze een kronkelige, modderige weg langs kleine boerderijen, korenvelden, beboste heuvels en struikgewas. Zijwegen (of waren het hoofdwegen?) splitsten zich voortdurend af en maakten het moeilijk om te weten of ze nog steeds de juiste weg gingen. Plotseling werd Bill van binnen gegrepen met zo'n kracht dat het hem de adem benam. Hij stopte aan de kant van de weg.
"Wat is er?", vroeg Jim Wiseheart.
Bill beefde licht en zweet druppelde langs zijn slapen. "Ik weet het niet. Iets is er verkeerd. Ik heb een ogenblik voor mezelf nodig."
Hij stapte uit en liep naar achter de auto. Eén voet op de achterbumper zettend, bad hij: "Hemelse Vader, wat wilt U uw dienstknecht laten weten?" De koele lentelucht werkte verfrissend en het benauwde gevoel in zijn luchtwegen en longen verdween. Toen hij om zich heen keek, bemerkte hij een kerk die een heel eind van de weg afstond. Naast het oude kerkgebouw was een kleine plattelandsbegraafplaats. "Broeder Brace", riep hij opgewonden, "Geef me eens dat stuk papier!"
Ieder ging de auto uit en volgde Bill naar de begraafplaats. Vlak achter de poort was een grote marmeren grafsteen. De naam en data die in het gladde witte oppervlak gegraveerd stonden, kwamen precies overeen met wat er op het stuk papier stond, dat meneer Brace in zijn hand hield.
"Ik ben nog nooit eerder in deze landstreek geweest", zei Bill, "maar ik weet dat we op de juiste weg zijn. Dat was de Engel des Heren die mij stopte. Hij wilde niet dat ik deze aanwijzing zou missen."
Tien kilometer verder kwamen ze boven op een heuvel en keken ze naar beneden op een klein dorpje bij een wegkruising.
"Dat is de plaats!", zei Bill. "En daar is de gele winkelgevel. Nu moet u opletten… wanneer wij aankomen rijden, zal een man met een witte snor naar buiten lopen en ons de weg wijzen. Hij zal een blauwe overall en een gele ribfluwelen pet dragen. Wacht maar af!"
Mevrouw Brace zei: "Broeder Branham, ik kan die grafsteen nog niet uit mijn gedachten krijgen. Ik heb zoiets nog nooit eerder meegemaakt. Wanneer die man zich werkelijk zal laten zien zoals je zegt, dan weet ik niet wat ik zal doen."
"Als hij zich niet zal laten zien, dan ben ik een grote verhaaltjesverteller.", zei Bill.
Terwijl de auto langzamer reed om te stoppen bij de kruising, ging de voordeur van de winkel open en de man stapte naar buiten, witte snor, blauwe overall, gele ribfluwelen pet. Mevrouw Brace, die bij haar man op schoot zat, viel flauw.
Bill zei: "Let op, hij zal zich nu echt vreemd gedragen, omdat de kracht van de Here nabij is. Hij draaide zijn raam open en zei: "Meneer, kunt u mij zeggen waar Harold Nale woont."
Eerst keek de man verbaasd. Terwijl hij sprak, schoten zijn ogen heen en weer, alsof hij nerveus was. "Volg deze weg voor ongeveer een kilometer, sla dan de eerste weg naar links in. Het is het tweede huis links. U zult een grote rode schuur op een heuvel zien staan. Waarom?"
"Hij heeft een zieke dochter, nietwaar?"
"Ja, dat is waar. Wat is daarmee?"
"De Here Jezus gaat haar genezen."
Bill volgde de aanwijzingen van de man uit Zuid Boston op, terwijl meneer Brace op de achterbank zijn vrouw weer bij kennis probeerde te brengen. Tegen de tijd dat ze Nale's oprijlaan opreden was mevrouw Brace weer bij kennis. Bill parkeerde de auto op de binnenplaats en iedereen stapte uit. Een zwaargebouwde vrouw opende de deur van het huis.
"Hoe gaat het met u. Ik ben broeder Branham."
"Dat dacht ik al. Ik ben mevrouw Harold Nale, degene die u de brief gestuurd heeft."
"Ik ben blij om u te ontmoeten, mevrouw Nale. Deze mensen zijn met mij meegekomen om voor uw dochter te bidden. Ze staat op het punt om te worden genezen."
"Wat?" De vrouw opende wijd haar deur. "Kom naar binnen."
Toen ze eenmaal binnen waren, wachtte Bill niet op mevrouw Nale om de weg te wijzen, maar liep heel zeker de gang door naar de slaapkamer van het meisje. De anderen volgden vlak achter hem. De kamer waar ze binnenkwamen, kwam volmaakt overeen met zijn visioen, daar was de houtkachel, het gele behang met de rode motieven, de tekst boven de deur: "God zegene ons huis", het koperen ledikant en op de lakens daarvan lag het wrak van een meisje met het jongensachtige gezicht - met één verschrompelde arm en opgetrokken benen onder zich.
Toen mevrouw Brace de kamer en het meisje zag zoals Bill het hen beschreven had, viel ze voor de tweede keer flauw. Haar man haastte zich naar haar toe en richtte haar een beetje op, zachtjes op haar gezicht slaand, proberend om haar weer bij kennis te krijgen.
Op dat moment gebeurde er iets dat Bill later nooit kon verklaren. Het leek alsof zijn geest zich van zijn lichaam scheidde en naar een hoek van de kamer zweefde, boven de groep. Vanaf deze vogelvluchtpositie zag hij zichzelf (of tenminste zijn lichaam) door de kamer naar het bed lopen en zeggen: "Zuster, zo spreekt de Here: Je zult gezond worden" Hij zag zichzelf zijn handen op de buik van het meisje leggen, precies zoals hij het in het visioen gedaan had. Toen kwam zijn geest weer terug in zijn lichaam. Hij had zijn ogen gesloten en bad: "Here, ik doe dit omdat ik geloof dat het Uw opdracht is."
Het meisje gaf een schreeuw. Bill opende zijn ogen en zag dat haar kreupele hand nu normaal was. In vlaag van opwinding gebruikte het meisje haar pas herstelde arm om zichzelf in bed rechtop te trekken. Haar benen rechtten zich, hierdoor stroopte één van de pyjamabroekspijpen op en kwam haar ronde knie in zicht, wat het visioen volmaakt in vervulling liet gaan.
Meneer Brace had zijn vrouw voldoende bij kennis gebracht om haar weer in de benen te krijgen. Het bedgekluisterde meisje schreeuwde: "Moeder! Moeder!", terwijl ze haar nieuwe benen over de rand van het bed zwaaide en op de vloer ging staan. Mevrouw Brace wierp één blik op het wonder en viel opnieuw flauw, in de armen van haar man.
Een korte tijd later zaten ze te wachten in de voorkamer. Toen kwam het tienermeisje naar binnen, gekleed in een ochtendjas, lopend op twee gezonde benen, haar haar kammend met de hand die jarenlang kreupel en nutteloos was geweest. Ditmaal lukte het mevrouw Brace om bij haar zinnen te blijven.
VORIGE PAGINA
|
VOLGENDE PAGINA
HOME
INDEX getuigenissen
TOP
______________________________________________
Voor vragen of opmerkingen:

Peter van Oort
|
| |