|
|
|
Inhoud van deze pagina:
76.
Vrouw door God genezen van TBC en
kanker (Het wonder van Miltown)
|
|
76 Vrouw door God genezen van TBC en kanker (Het wonder van Miltown)
Georgie Carter in 1996 op 83 jarige leeftijd, in het huis waar ze van TBC genezen werd, aan dezelfde piano waar ze in 1940 het lied op speelde: "Jezus, houd me dicht bij het kruis, daar is een kostbare bronwel'"
Ze bleef in goede gezondheid totdat in 1954 borstkanker bij haar vastgesteld werd. De kanker was reeds uitgezaaid, waardoor er medisch gezien geen hoop voor herstel meer was. In wanhoop vroeg ze William Branham om voor haar te bidden. Hij bad voor haar en Georgie Carter werd opnieuw genezen. Ze leefde daarna nog 44 jaar en stierf op 22 maart 1998, in de leeftijd van 84 jaar.
GETUIGENIS
ENIGE WEKEN na de genezing van mevrouw Nale's dochter, bracht William Branham opnieuw de nacht door in het huis van zijn moeder. Hoewel het al laat was geworden, lukte het hem niet om in slaap te vallen. Hij stond op en liep in het donker over de vloer van de logeerkamer en voelde een onbestemde last op zijn hart. Hij dacht: "Misschien is er iemand ziek en heeft mijn gebed nodig."
Bill knielde naast het bed en bad een lange tijd zonder enige verlichting. Toen hij omhoog keek, bemerkte hij een witte plek in de hoek van de kamer, dichtbij de plaats waar zijn moeder wat vuile was op een stoel gestapeld had. Wat merkwaardig was: het leek zacht te gloeien. Toen de witte plek zijn richting op bewoog, wist Bill dat het de Engel des Heren was. Het leek op een kleine lichtgevende wolk. De witte mist kwam op hem af en plotseling zag hij zichzelf door een schaduwrijke wildernis lopen. Ergens in de verte hoorde hij het blaten van een lam. "Bè-è-è-è-è-è. Bè-è-è-è-è-è" Het klonk zo hulpeloos. Bill zei: "Dat arme kleine ding. Ik ga kijken of ik het kan vinden." Hij ging op het klagerig geluid af en zocht achter bomen en onder struiken naar een bevend hoopje wol. Toen hij dichter bij de geluidsbron kwam, werd het blaten steeds luider en leek het van toonhoogte en klank te veranderen, totdat het zelfs bijna menselijk klonk. Bill stopte en luisterde zorgvuldig. Het lam scheen te blaten: "M-i-i-i-lltown… M-i-i-i-lltown." Toen verliet het visioen hem.
Bill had nooit eerder van "Milltown" gehoord, dus vroeg hij de volgende avond aan zijn samenkomst of iemand wist waar het was.
George Wright zei: "Ik weet het, broeder Branham. Het is een kleine stad ongeveer 55 kilometer ten westen van hier, niet zo ver vanwaar ik woon."
"Ik ga daar aankomende zaterdag heen.", legde Bill uit.
"Iemand daar is in nood." En hij vertelde zijn samenkomst over het visioen.
"Ik zal je er heen brengen", bood George Wright aan.
Milltown bleek een typische Indianaplattelandsgemeenschap. De drukst bezochte plaats op zaterdag was de kruidenierswinkel in het centrum van de stad, waar al de boeren kwamen om hun wekelijkse inkopen te doen. Toen Bill door de hoofdstraat reed dacht hij: "Ik vraag me af wat de Here van me wil." Omdat er niets beters in hem opkwam, besloot hij maar om op de hoek bij de markt te gaan prediken. Hij ging de winkel in, kocht een houten kist, keerde die ondersteboven op de hoek van de straat en ging er met zijn Bijbel in de hand op staan, met de bedoeling om tot iedere voorbijganger te prediken. Maar hoewel hij wel honderd maal zulke straatevangelisatie in Jeffersonville gehouden had, kon hij nu om de één of andere reden geen onderwerp bedenken om over te prediken. Het werd al snel duidelijk, dat de mensen niet zouden stoppen om naar zijn stuntelige en geïmproviseerde preek te luisteren.
George Wright zei: "Broeder Branham, ik ga de heuvel op om wat eieren te verkopen aan een man die ik daar ken. Wilt u met me meerijden?"
"Zou ik evengoed kunnen doen. Ik kom hier toch niet verder."
Op weg naar de top van de heuvel kwamen ze langs een grote witte kerk. Bill maakte de opmerking: "Is dat geen liefelijk gebouw."
"Ja", antwoordde George. "Weet u, het is zo jammer van die kerk. Eens was het een Baptistenkerk, maar de laatste voorganger daar kwam in de problemen. De hele samenkomst is weggelopen en gingen naar andere kerken in de stad, en nu heeft de stad het gebouw overgenomen.
"Broeder George, waarom stopt u niet even en laat mij er daar uit. Ik voel dat iets mij naar die kerk trekt."
"Goed, broeder Bill. Ik zal je op de terugweg weer oppikken."
Nadat de auto was weggereden, beklom Bill de traptreden en probeerde de deur te openen. Die zat op slot. Hij ging op de traptreden zitten, vouwde zijn handen, boog zijn hoofd en bad: "Here, als u wilt dat ik in deze kerk binnenga, open dan alstublieft deze deuren voor me."
Al gauw kwam er een man aanlopen, en zei: "Hallo. Ik zag u hier zitten en vroeg me af, of ik u van dienst kon zijn."
"Wel, ik ben prediker", legde Bill uit, "en ik was geïnteresseerd om deze kerk te zien, maar ze zat op slot."
De man zei: "Ik heb de sleutel."
"Dank U Here!", zei Bill fluisterend.
De vreemdeling opende de voordeuren en leidde hem door een kleine koffiekamer naar een groot heiligdom, dat aan bijna vierhonderd mensen plaats bood.
"Wie is de eigenaar van het gebouw?", vroeg Bill.
"De stad. Ik heb het alleen maar onder beheer. We gebruiken het alleen voor bruiloften en begrafenissen."
"Zou het mogelijk voor me zijn om hier opwekkingssamenkomsten te houden?"
"Dat zou u met de autoriteiten van de stad moeten bespreken."
Toen George Wright terugkeerde gingen ze samen op zoek naar de burgemeester, die zei: "Jazeker, als u er een meter in plaatst. Momenteel is er geen elektriciteit in het gebouw."
"Dat is geen probleem.", zei Bill. "Ik werk voor het openbare nutsbedrijf in Jeffersonville. Ik zal gewoon mijn eigen meter erin plaatsen."
De volgende zaterdagmorgen installeerde Bill zijn meter in de oude kerk en bezocht toen de mensen in de omgeving. Hij vertelde hen over de opwekkingssamenkomsten die volgende woensdagavond zouden beginnen. Zijn eerste confrontatie was niet veelbelovend. "Hoe maakt u het, meneer. Mijn naam is Billy Branham."
"Goede morgen. Mijn naam is J-"
"Meneer J-, we zullen aankomende woensdagavond opwekkingssamenkomsten houden, in de oude witte kerk op de heuvel. Wilt u komen?"
Meneer J- bleek een moeilijk geval te zijn. "Ik fok kippen. Ik heb geen tijd om naar een kerk te gaan."
"Kunt u de kippen niet voor een korte tijd achterlaten en naar de samenkomsten komen?", drong Bill aan.
"Luister, kerel", snauwde de man. "Waarom bemoeit u zich niet met uw eigen zaken, dan zal ik me met de mijne bemoeien.
"Het was niet mijn bedoeling om uw gevoelens te kwetsen, meneer."
De rest van de dag bleef het op dezelfde wijze doorgaan. De meeste mensen toonden zich beleefder dan meneer J-, maar iedereen met wie hij sprak, verzette zich tegen het idee van opwekkingssamenkomsten. Bill zou zich ontmoedigd gevoeld hebben als hij niet geweten had dat hij daar was op grond van het Woord van de Here. Ergens in Milltown blaatte één van God's lammeren om hulp. Aangezien het visioen hem maar één klein detail gegeven had - de naam van de stad - wist Bill dat hij moest blijven proberen, totdat het behoeftige lam op zou komen dagen.
George Wright plaatste een aankondiging in de plaatselijke krant over de opkomende opwekkingssamenkomsten en adverteerde dat zijn voorganger een "tweede Billy Sunday" was, Bill vergelijkend met de in 1935 overleden beroemde honkballer die prediker werd. Die truc kon misschien de aandacht van een kleine groep nieuwsgierigen aangetrokken hebben, maar de advertentie noemde verder ook "Goddelijke genezing" en maakte de opmerking dat de eerwaarde heer Billy Branham voor de zieken zou bidden. De conservatieve opvattingen van Milltown rilden van zulke radicale ideeën. Die zondag adviseerden de plaatselijke predikers hun samenkomsten om bij dergelijke dwaasheid vandaan te blijven. De plaatselijke 'Kerk van Christus' gingen zelfs zo ver dat ze hun leden bedreigden met excommunicatie als ze de opwekkingssamenkomsten zouden bezoeken. Tegen zoveel tegenstand was het niet verwonderlijk dat er op woensdagavond slechts vier mensen op de kerkbanken van de Milltown Baptistenkerk zaten - George Wright, zijn vrouw, zijn zoon en zijn dochter. Bill bracht zijn boodschap op precies dezelfde wijze als wanneer het gebouw vol had gezeten.
Donderdagavond leek het erop dat het een herhaling zou worden van woensdag. Maar vijf minuten voordat de samenkomst begon, kwam een man met een maïskolfpijp in zijn mond de stoep op en keek door de open deuren naar binnen.
Toen George Wright bemerkte dat deze man daar stond, haastte hij zich terug om hem uit te nodigen naar binnen te komen. "Wel, meneer Hall, het is goed om u te zien", begroette George hem.
De haren van de man waren onverzorgd, zijn kleren waren vuil, en hij miste verschillende tanden in zijn mond. Hij keerde zijn maïskolfpijp om en klopte hem tegen de zijkant van het gebouw uit zodat de as op de stoeptreden viel. "Waar is deze kleine 'Billy Sunday' waar u zo over opschept? Ik wil hem even bekijken."
Meneer Hall schoof de eerste kerkbank in die hij tegenkwam toen hij de deur door was, terwijl George zich naar voren haastte om zijn voorganger te waarschuwen. "Broeder Bill, de onbuigzaamste kerel van het land kwam zo-even door de deur. Zijn naam is William Hall. Hij heeft een steengroeve op de top van de heuvel. Oh, hij is een echte woesteling."
Bill zat in een stoel achter de preekstoel zijn Bijbel te lezen. Hij legde zijn boekenlegger op zijn plaats en stond op. "Misschien is hij degene waar de Here naar zoekt."
Toen Bill begon te prediken, liep George Wright naar achteren om meneer Hall te vragen om meer naar voren te komen.
"Nee, dank u. Ik houd de zaken hier wel in de gaten en u kunt ze daar in de gaten houden."
Maar tegen de tijd dat Bill zijn preek had beëindigd, was meneer Hall niet alleen het gangpad opgekomen, hij lag neergeknield bij het hek voor de preekstoel en schreeuwde het uit tot God om genade voor zijn ziel.
Tegen vrijdagavond had een nieuwe William Hall een dozijn van zijn buren en werknemers zo ver kunnen krijgen, om met hem naar de samenkomsten te komen. Aan het einde van de dienst, bood Bill aan om voor de zieken te bidden. Verscheidene mensen kwamen naar voren en werden genezen.
Er na, zei meneer Hall: "Weet u, broeder Branham, toen ik vandaag in de omgeving over de bijeenkomsten sprak en de mensen uitnodigde, kwam ik er achter dat daar een meisje was die naar u gevraagd had. Haar naam is Georgie Carter en ze heeft al jaren tuberculose. Georgie is nu 23 jaar, en als ik het me goed herinner, zeiden ze dat ze al negen jaar en acht maanden bedlegerig is. Ze is nu in een zeer slechte toestand - gewoon vel over been. Zij is er zo slecht aan toe, dat ze haar zelfs niet op kunnen beuren om de ondersteek onder haar te plaatsen. Ze scheen een klein boekje van u gelezen te hebben over Jezus, die vandaag nog dezelfde is, zoals Hij gisteren was, en ze smeekt dat u zult komen om voor haar te bidden."
Bill voelde dat dit het blatende lam van het visioen was. "Waar wachten we op? Laten we gaan om voor haar te bidden."
"Ik ben bang dat het niet zo gemakkelijk zal zijn. Haar ouders behoren tot de 'Kerk van Christus', dus willen ze niets met u te maken hebben. Ze denken dat u een bedrieger bent.
"In dat geval", zei Bill, "Zal ik het gewoon in gebed aan de Here voorleggen."
De genezingen die op vrijdagavond plaatsvonden, veroorzaakte een woordenstrijd in de omgeving alsof een wespennest verstoord was. Boosheid had de overhand en velen spotten ermee, maar sommigen werden aangestoken door nieuwsgierigheid. Op zaterdagavond zaten 30 nieuwe gezichten op de kerkbanken van de oude witte kerk en een dozijn meer genezingen gooide meer olie op het vuur van het plaatselijk debat.
Na de dienst bracht meneer Hall goed nieuws aan Bill. "De Carters zijn van gedachten veranderd en zullen u toestaan om vanavond voor hun dochter te bidden, zolang geen van de beide ouders thuis hoeft te zijn wanneer u komt. Ik vermoed dat Georgie zo veel om u gehuild heeft, dat de ouders hopen dat dit haar tevreden zal stellen."
"Ik veronderstel dat ze toestemming van hun voorganger moesten krijgen, voordat ze me konden toestaan om daar heen te gaan", merkte Bill op.
"Hoe het ook is, laten we gaan!"
Wat Bill zag toen hij de kamer van de jonge vrouw binnenging, brachten de diepste gevoelens van sympathie in hem boven. In de negen jaar van haar ziekte, was Georgie Carter zo afgevallen, totdat dat ze nu in bed lag als een met huid bedekt skelet. Haar armen leken bezemstelen. Ze kon nog geen 25 kilo gewogen hebben. Op het laken naast haar bed lag het kleine boekje van Bill: "Jezus Christus is Dezelfde, Gisteren, Heden en tot in Eeuwigheid."
Georgie's lippen bewogen, maar Bill kon niet verstaan wat ze zei. Hij kwam dichterbij en boog zich over het bed. Ze fluisterde: "Broeder Branham, ik heb erin geloofd dat u zou komen en dat Jezus me zou genezen."
"Zuster, als Hij het zal doen, zult u Hem dan met heel uw hart dienen?"
Nauwelijks waarneembaar, knikte ze en herhaalde: "Met geheel mijn hart." Haar verpleegster hield een beker bij Georgie's mond, maar het arme meisje was zo zwak dat ze niet genoeg energie had om te spuwen.
Om haar geloof te bemoedigen, vertelde Bill aan Georgie over de genezing van mevrouw Nale's dochter. Georgie vroeg: "Waarom kunt u voor mij niet hetzelfde doen wat u voor dat meisje van Nale deed?"
"Zuster, dat was een visioen. Ik moet eerst het visioen zien. De komende twee weken zal ik opnieuw vier dagen achtereen opwekkingssamenkomsten hier in de stad houden. Misschien zal God me tegen die tijd iets meer definitiefs tonen. Op dit moment, kan ik alleen voor je bidden - dat is alles wat ik weet. Als de Here me iets meer toont, dan zal ik terugkomen. Maar ik geloof nog steeds dat als we samen zullen bidden, dat je gezond zult worden."
Toen de deuren van de oude Milltown baptistenkerk twee weken later opnieuw geopend werden, predikte Bill over de reddende genade en de genezende kracht van Jezus Christus tot twee keer zoveel mensen als voorheen. Elke avond groeide de menigte en brachten meer bekeringen voort en noodzaakte Bill ertoe om de zaterdagmiddag te gebruiken voor een doopdienst.
Zaterdag kwamen ze samen in Totem Ford aan de Blue River. Het verbaasde Bill dat er meer mensen op de rivieroever stonden dan er op welke avond ook aan de samenkomsten deelgenomen hadden. Toen hij dit aan William Hall zei, vertelde de man hem, dat één van de plaatselijke predikers zijn hele samenkomst aangemoedigd had om te komen kijken.
Bill waadde zich tot aan zijn middel in het koude stromende water en nodigde de nieuwe bekeerlingen uit om te komen en hun getuigenis met de waterdoop te bezegelen. Bijna vijftig mensen kwamen. De één na de ander doopte Bill in de Naam van de Here Jezus Christus. Toen Bill bij de laatste persoon van de rij kwam, bad hij: "God, zoals U Johannes zond om Jezus te dopen, zo zei Jezus ons:
'Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden. (Marc. 16:15-18)"
Op dat moment begon de menigte te juichen en schreeuwen en te beven en in hun handen te klappen toen de Geest zich van de één naar de ander bewoog. Bijna elke persoon die nog droge kleren aanhad, ging in de rij staan om gedoopt te worden, ook de prediker die zijn samenkomst meegenomen had. Één voor één waadden deze mensen de rivier in - mannen in pak met stropdas, vrouwen in zijden jurken, ouders met kinderen. Bill bleef mensen dopen tot laat in de namiddag. Toen hij gereed was, waren zijn benen zo koud en verstijfd dat twee mannen hem uit het water moesten dragen.
George Wright reed Bill naar zijn huis zodat hij kon eten en wat kon uitrusten voor de avonddienst. Toen ze aankwamen hadden ze nog een uur voordat het avondeten klaar was. Bill zei tegen zijn vriend: "Ik ga buiten de bossen in om te bidden. Er is iets wat zwaar op mijn hart ligt."
"Dat is goed", zei George, "Maar wanneer ik de bel voor het avondeten luid, moet u direct komen, omdat we ons moeten haastten met eten als we op tijd in de kerk willen zijn."
Bill baande zich een weg door het kreupelhout en knielde neer bij een kornoeljesstruik. De zon ging onder en de schaduwen werden langer. Ondanks de last op zijn hart, had hij moeite om zich op zijn gebed te concentreren. De lucht was koud en hij voelde zich niet comfortabel, dorens prikten hem door zijn broekspijpen en hij maakte zich zorgen dat hij te laat in de samenkomst zou komen. Maar hij bleef volhouden, totdat de vleugels van zijn gebed de wind van Gods Geest vingen en het Bill hoog uithief boven zulke kleine ergernissen, als dorens en kou. De bel voor het eten luidde, maar Bill was te diep in gebed gezonken om het te horen. De bel luidde en luidde zonder enig gevolg. Al gauw zochten de Wrights met zaklantaarns de bossen af naar hun voorganger.
Toen Bill zijn ogen opende, werd hij opgeschrikt door een amber licht, dat iets van achter en boven de kornoeljesstruik op hem scheen. Een diepe stem dreunde door de bossen, die sprak:
"Ga langs de familie Carter en Georgie zal worden genezen!"
Jubelend van vreugde sprong Bill op en rende in de richting van de boerderij van de familie Wright. Hij rende over een veld, haastte zich om de hoek van een gebouw en liep George Wright direct in de armen.
"Broeder Billy, waar hebt u gezeten? Er zijn mensen overal buiten op de heuvel op zoek naar u. Mama wacht al een uur op u voor het avondeten."
"Broeder Wright, vanavond eet ik geen avondmaal. Georgie Carter zal helemaal worden genezen. Het is 'Zo spreekt de Here'!"
George Wright trok zijn wenkbrauwen hoog op. "Bedoel je dat ze op zal staan?"
"Ze zal in de volgende paar minuten gezond en normaal worden, zodra ik daar kan komen. "Kom op dan!", zei George. "Ik zal de auto halen als u naar binnen gaat om mamma te zeggen dat je gevonden bent. Zij kan het dan de anderen zeggen." Meneer Brace was in het huis. Toen Bill het goede nieuws aan hem vertelde, kon hij het niet geloven. "U bedoelt dat hoopje beenderen? Kan ik met u meegaan om het te zien?"
"Natuurlijk."
George kwam met de auto, en met z'n drieën reden ze 13 kilometer over de zandwegen die hen naar Milltown brachten.
OP DEZELFDE TIJD liep mevrouw Carter ongerust haar huis op en neer. Al eerder op die dag had ze bij het bed van haar dochter gezeten, terwijl Georgie met God aan het onderhandelen was.(foto links Murle en George Wright) Georgie had God beloofd, dat als ze die dag genezen zou worden, dat ze naar Totem Ford zou gaan om met de anderen gedoopt te worden. Toen de middag zonder wonder voorbij was gegaan, had Georgie zichzelf zo overgegeven aan emoties, dat ze het uitschreeuwde totdat ze uitgeput was. Nu werd mevrouw Carter van streek door de hele situatie. Ze liep de keuken in, knielde, en bad: "Dierbare God, heb genade met Georgie. Het arme kleine ding is zo dicht bij de dood en nu is deze bedrieger hier door het land gekomen en beweert iets te zijn wat hij niet is en hij heeft mijn kind totaal verscheurd en in verwarring gebracht. God wees genadig!"
Ze hief haar hoofd omhoog en wreef zich in haar ogen. De ondergaande zon wierp een intens rood licht door het keukenraam op de tegenoverliggende muur. Mevrouw Carter zag de schaduw van een man langs de muur bewegen. Eerst dacht ze dat het haar man was, die ergens van buiten het huis kwam. Maar toen de schaduw zich duidelijker aftekende, zag het eruit als de schaduw van Jezus Christus. Ze stamelde: "Wie… wie bent u?"
De schaduw draaide zich om en keek in de richting van de deur. Ook mevrouw Carter draaide zich om en kreeg een schok toen ze de prediker, Billy Branham zag, die zonder zelfs te kloppen, door haar voordeur naar binnen liep. Ze wist dat het Branham was omdat ze zijn foto gezien had in het kleine boekje die haar dochter in verwarring had gebracht. Branham hield een Bijbel tegen zijn hart en werd gevolgd door twee andere mannen - één man was uit de buurt, George Wright, de andere man kende ze niet. Deze drie mannen liepen haar voorbij naar Georgie's slaapkamer, maar voordat ze daar waren, verdwenen ze.
Mevrouw Carter sloeg haar handen voor haar mond en riep: "Oh, genade! Ik moet dromen!"
Ze rende in de slaapkamer van haar dochter en zei: "Georgie! Georgie! Je zult nooit raden wat er net gebeurd is. Ik was in de keuken aan het bidden en…"
Ze hoorde hoe een auto kwam aanrijden die voor het huis stopte. Autodeuren werden dichtgeslagen. Mevrouw Carter keek door de open slaapkamerdeur in de keuken en zag de jonge eerwaarde Branham met zijn Bijbel tegen zijn borst gedrukt, haar voordeur binnenlopen. Twee mannen volgen hem. Het was te bizar voor haar om te bevatten. Haar ogen draaiden weg en ze viel flauw, zoals een zak met meel die van een stoel valt.
TOEN BILL voor het huis van de Carters uit de auto klom, voelde hij de vreugde van absoluut vertrouwen door zijn lichaam stromen. Niets kon hem meer tegenhouden. Hij had het visioen. Hij wist waar hij stond. Toen hij de traptreden van de veranda besteeg, leek het of zijn geest zich van zijn lichaam scheidde. Hij zag zichzelf de voordeur openen en zonder te kloppen naar binnenlopen. Daar in bed lag die arme jonge vrouw, Georgie Carter, mager en verschrompeld als een Egyptische mummie. Haar moeder, die naast het bed geknield was, wierp één blik op hem en viel toen flauw. Bill zag hoe hijzelf naar het bed liep. Toen keerde zijn geest in zijn lichaam terug.
Hij keek naar het zwakke meisje onder de dekens en zei: "Zuster Georgie, de Here Jezus Christus, die je lief had en heel de tijd vertrouwd hebt, die zelfde Jezus kwam deze avond tot mij in de bossen en vertelde me door een visioen dat je gezond zult worden. Daarom neem ik je bij je hand en zeg, in de naam van Jezus Christus, sta op je voeten en word gezond."
Bill pakte haar magere hand vast en trok zachtjes. Maar het was niet nodig om voorzichtig te zijn. Georgie schreeuwde, toen bovennatuurlijke kracht haar lichaam energie gaf. Ze wierp haar dekens opzij en sprong uit haar gevangenis, zo levendig als een schoolmeisje op Kerstmorgen.
Georgie's jongere zus kwam naar binnen rennen vanuit een andere kamer om de oorzaak van de opschudding te zien. Ze zag haar oudere zus - die, zolang zij zich kon herinneren, bedlegerig was -nu als een skeletje de kamer ronddansen. De schok schakelde tijdelijk haar redenering uit. Ze schreeuwde en trok aan haar haren, en rende door de open voordeur naar buiten, nog steeds roepend: "Er is iets gebeurd! Er is iets gebeurd!"
Meneer Carter kwam uit de schuur en droeg een emmer melk. Bij het horen van het geschreeuw, vreesde hij het allerergste, liet de melk vallen en rende naar het huis. Hij stopte in de deuropening en staarde in opperste verbazing naar zijn dochter Georgie, die achter de piano zat en een koortje speelde wat ze geleerd had toen ze nog een klein meisje was:
Jezus, houd mij dicht bij het kruis
Waar een kostbare bron is,
Vrij voor allen, een helende stroom,
Vloeiend van Golgotha's heuvel.
Wat later reed George Wright de heuvel op naar de kerk om de wachtende menigte te laten weten waarom eerwaarde Branham niet op tijd gekomen was. Iedereen daar wilde het wonder met eigen ogen zien. Tegen de tijd dat ze bij het huis van de Carters waren, kroop Georgie op haar handen en knieën in de voortuin en kuste de bloemen en het gras.
Het was daarom begrijpelijk dat de oude witte kerk de volgende avond tot de wanden volgepakt zat met mensen. Nadat de dienst geëindigd was, vroeg William Hall: "Broeder Branham, wat bent u nu van plan hier te doen?"
"Ik weet het niet. Ik heb niet verder gedacht, dan het lam van het visioen te vinden."
George Wright merkte op: "Het zou jammer zijn om deze mensen te laten heengaan, zonder hen een veelheid aan goede fundamentele onderwijzing van de Bijbel te geven."
Bill was het daarmee eens. "Ik denk dat ik regelmatig terug zal komen totdat God iemand anders laat opstaan om het werk te doen."
Meneer Hall, die later de voorganger van de Milltown baptistenkerk werd, drukte zijn goedkeuring uit. "Het zou goed zijn om deze mooie oude kerk voor iets anders te gebruiken dan alleen voor begrafenissen. Er zijn daar toch al teveel van. We hebben er nog een op komst, maandag."
"Oh, iemand die ik ken?", vroeg George.
"Ik neem aan dat je Meneer J- kent."
George en Bill keken elkaar aan. George zei: "Ik denk dat hij geen kippen meer zal fokken."
Bill voegde daaraan toe: "Het is al te erg dat hij geen tijd kon vinden om aandacht te besteden aan zijn ziel."
VORIGE PAGINA
|
VOLGENDE PAGINA
HOME
INDEX getuigenissen
TOP
______________________________________________
Voor vragen of opmerkingen:
Peter van Oort
|
| |